Zoals u misschien wel weet ben ik schrijver van gedichtenbundels en ik zat op een levering van extra boeken te wachten. De vierde druk. De boeken moesten vanuit Baarle Nassau komen, daar zit de drukkerij. Er stopte een vrachtwagentje voor mijn deur, een vrouw stapte uit, belt aan, loopt meteen terug en begint met het lossen van haar vracht. We begroeten elkaar als ze eerste dozen bij mij in de hal neer zet. Ze heeft kennelijk haast, want ze heeft het portier van het busje nog open staan.
Wanneer ze klaar is, kletsen we nog wat in de deuropening. Ik bied haar wat te drinken aan, het is immers een flink ritje geweest, maar ze bedankt me vriendelijk en wil liever meteen weer terug. Ze was immers al anderhalf uur onderweg geweest. En bovendien is haar hondje mee, waar ze onderweg lekker tegen heeft zitten kletsen. En die zit nog op de vloer voor de bijrijdersstoel. Als het goed is. Afijn, al met al staan we toch nog zo’n dikke tien minuten met elkaar te keuvelen. Over honden voornamelijk.
Nou heb ik helemaal niks met honden. Sterker nog: ik ben er bang van. Van kinds af aan al. En ik niet alleen, ook mijn broers, kinderen en kleinkinderen. Mijn moeder is op jonge leeftijd een keer door een hond in haar schenen gebeten en heeft die angst voor honden kennelijk op ons overgebracht. Het zit dus vermoedelijk in de genen. Bij mijn moeder zat het zelfs in de schenen.
Maar voor Pancho hoefde ik niet bang te zijn, zei ze en ze riep hem er even bij. ‘Pancho! Pancho! Paaaancho!’ We keken naar de openstaande vrachtwagendeur, maar geen Pancho te zien of te horen. Beste lezers, ik ga nu toewerken naar een ontknoping die jullie geen van allen verwachten. Ten eerste probeer ik u de metamorfose te schetsen van een rustige hondenbezitster naar een hysterische dwaze moeder die haar hondje kwijt is. Dat gebeurde in een vingerknip dus dat gaat me niet lukken. De paniek was groot en ik werd er in meegesleurd. Ik betrapte mezelf er op dat ik ook mee begon te roepen. In totaal heb ik die avond misschien wel 1500 keer de naam van het hondje geschreeuwd. En ik niet alleen. De hele buurt deed inmiddels mee. Er werd een ware zoekactie gestart. Ondertussen had ik de social media ingezet met een foto erbij van Pancho. Het hondje bleek heel klein te zijn. Het was een soort van kruising tussen een Chihuahua en een hamster.
De speurtocht leverde niks op en de moedeloosheid sloeg toe toen het donker begon te worden. ‘Ik ga niet naar huis voordat ik Pancho heb gevonden’, snikte het baasje mismoedig. Lamgeslagen door verdriet belde ze naar haar man om de verdwijning van hun hondje kenbaar te maken. Let op beste mensen, want nu komt het. Ik hoorde hem namelijk aan de andere kant van de lijn zeggen: ‘Pancho kwijt? Welnee joh. Die ligt hier gewoon naast mij in de bank.’
Andy Marcelissen (Raamsdonkveer, 23 maart 1967) is tonprater, dichter en theatermaker en natuurlijk: Brabander. Hij geeft in deze column wekelijks zijn kijk op de actualiteiten, maar wel altijd: MET EEN VETTE KNIPOOG.