Gerard van Opstal weet er alles van: uitgaan in de jaren 60 en 70. Menig uurtje doorgebracht in de Bestse horeca, neemt Gerard ons graag mee op een tijdreis naar zijn jeugd. Best kende in die tijd nog een aantal cafés waar je veel plezier kon beleven, althans, als je tot de hier vertegenwoordigde betreffende doelgroep behoorde. Want elke plek had wel een eigen ‘soort’ mensen dat er kwam.

Gerard, beeldend kunstenaar, docent en levensgenieter, begon met een jaar of zestien/zeventien in Best op stap te gaan. “Je overtuigingen en uiterlijk bepaalden tot welke groep jongeren je behoorde en waar je vervolgens uitging. Je kon toen grofweg de jeugd in een tweetal groepen indelen. De ‘artistiekelingen’ en de ‘vetkuiven’. Ik behoorde tot de eerste groep”, legt Gerard uit.

De meer kunstzinnige jeugd kenmerkte zich door lange haren en baarden. Als bijbehorend outfit droeg men broeken met wijde pijpen, Levi’s-Jeans (die je in Eindhoven voor een prikkie als restpartij op de markt kocht), veel ribfluweel. Gerards’ spijkerbroek verruilde hij altijd pas voor zijn favoriete oranje onderweg naar een café. Want zijn moeder vond al die ribkleding maar niets. Eens per jaar trakteerde hij zichzelf op een bezoek in Amsterdam waar hij van het verjaardagsgeld toonaangevende mode kocht waarmee hij dan in eigen dorp ‘de blits maakte.’Artistieke meisjes waren vooral in het zwart gekleed, met overgrote doffe lakjassen. Artistiekelingen reden op Tomos en Puch bromfietsen. Dit in tegenstelling tot vetkuiven, veelal rijdend op een Floret of een Zündapp, zogenaamde ‘buikschuivers’ vanwege het lage stuur. Gekleed in een zwart leren jasje karakteriseerde hun haardracht zich door een met veel brylcreem strak naar achter gekamd ‘kiepenkontje’.

Hades en het Karrewiel

Gerard hing vaak uit in café Hades, onderdeel van buurthuis Kadans in het Wilhelminadorp. Later ontstond hier ook de eerste en nog steeds bestaande jongerenpartij van Nederland (Jo), tegenwoordig met oudere jongeren. “We creëerden onze eigen sfeer, organiseerden muziekavonden, met op een avond alleen maar muziek van één band zoals Deep Purple of The Rolling Stones.”

“Natuurlijk was er ook veel gezelligheid in café het Karrewiel, achter het gemeentehuis. Op maandagavonden puilde het hier uit met jongeren, toen een pilsje maar 50 cent kostte en de bladen bier niet te tellen waren. Alternatieve muziek van The Doors, The Kinks, Fleetwood Mac en de Beatles vulde de ruimte. De zondagavond werd vaak overgeslagen, zodat je nog meer geld had voor de maandagavond. Later kwamen soms ook de ‘spatjes’, Whisky-cola of cola met Jonge Klare.

We hadden hier een ‘dubbeltjespot’, onze eigen bank als spaarsysteem. Elke week stopte je er een paar muntjes in zodat je eens per jaar, met de kermis of de carnaval, een mooi bedrag had opgebouwd.”

Regelmatig vertoefde de groep van Gerard ook in het café van het Joe Mann Theater, een soort blokhut met ‘Ome Stef’ als uitbater. “We liepen altijd te voet vanuit het dorp door de bossen naar deze plek. Ome Stef had ook cocktails. Die waren sterk en als jij hem niet op kon, werd het glas weggezet om de volgende dag verder te drinken.

Later ontdekten we het uitgaan in Son bij De Siepel. Jan Siepel had dit ook door en speelde hier handig op in door ons thuis met zijn busje voor een knaak op te halen en naar Joe Mann of naar zijn eigen kroeg te brengen.”

Gerards’ enthousiaste verhalen zijn waarschijnlijk herkenbaar voor menige Bestenaar. Volgende week deel 2 van ‘Toen was Best heel gewoon.’