Best kende in de afgelopen eeuw verschillende bedrijfstakken waarvan de klompen- en schoenindustrie de bekendste zijn. Veel minder mensen zijn daarentegen op de hoogte van het bestaan van De Egmond Gitarenfabriek die daarom tot de vergeten industrieën van Best gerekend kan worden. Na een ongelofelijk succes in de jaren 60, kwam het ondernemen een decennium later in woelig weer terecht met sluiting tot gevolg.

Door Lydia Notz

Reeds in het begin van de jaren 30 richtte de familie Egmond in eerste instantie de muziekwinkel Musica in Eindhoven op en startte enkele jaren later ook met de gitarenproductie. Het vervaardigen van één gitaar duurde toen nog een week. Na de oorlog nam de vraag naar gitaren toe en Egmond besloot tot de opening van nieuwe vestigingen in Aalst/Waalre en in Eindhoven waarvan een tweetal door brand is verwoest eind jaren 50. In 1960 begon de productie in het aan de Stationsweg in Best gevestigde spiksplinternieuwe, moderne en grootschalig opgezette bedrijfspand van Musica met vanaf toen ook ‘Egmond’ in de naam.

Rock ’n roll uit Best

Het bedrijf groeide van 57 naar 80 medewerkers en er rolden 500 gitaren per dag van de band met ruim 60 verschillende modellen waarvan: klassieke en studiegitaren, jazz-, western- en elektronische gitaren. 90% hiervan werd geëxporteerd waarvan het grootste gedeelte naar Amerika, maar ook naar Afrika en andere Europese landen en menige popster ging over tot de aanschaf van een Egmond gitaar zoals George Harrison, Bryan May, Keith Richards, maar ook Peter Koelewijn en later De Nits.

De jaarlijkse productie steeg in 1970 naar 200.000 met 150 medewerkers. Egmond Gitaren was inmiddels de tweede grootste gitarenfabriek van Europa. Men ging ook over tot de bouw van gitaarelementen en -versterkers in samenwerking met Philips.

Bergafwaarts in de seventies

Egmond gitaren vertoonden helaas kwalitatieve gebreken bij de gitaarhals en de frets (deze staken te ver uit) en de concurrentie rukte op met veel goedkopere in Azië vervaardigde instrumenten die de markt begonnen te overspoelen.

Begin jaren 70 kwam er een einde aan het Egmond familiebedrijf. Vanwege financiële problemen volgden er veel ontslagen in 1972. Een groot deel van de aandelen van het noodlijdende bedrijf werd overgenomen door het van origine Amerikaanse Tolchin Instruments en de familie Egmond stapte uit het bedrijf. Vier jaar later zag de C.F. Martin Company via Tolchin zijn kans schoon om ook in de Bestse bedrijfstak te beginnen. Zij lieten hier een 6-tal hoogwaardige gitaren onder de naam Vega voor de Amerikaanse markt produceren, naast de nog steeds bestaande Egmond gitaren en de merken van Tolchin. Vega zou qua kwaliteit en prijs vooral de middenmoot van de gitarenmarkt representeren.

In 1977 stopte de C.F. Martin Company de samenwerking in Best door een krimpende markt en productieproblemen in eigen land. Dit betekende het faillissement voor de oorspronkelijk zo florissante onderneming die 250 verschillende gitaarmodellen op de markt bracht.

De laatste loodjes

Nog steeds werden er met overheidssteun gitaren gemaakt in Best, naast sectorvreemde houten producten als meubels. Onder de vlag van Tolchin verhuisde de productielocatie van gitaren begin van de jaren 80 inclusief enkele machines van Egmond en 15 ex-werknemers naar de sociale werkplaatslocatie WSD De Singel in Boxtel. Behalve deze 15 mensen had niemand hier kennis van gitaren en met het maken van 5 stuks per dag viel niet te overleven. In 1983 stopten alle activiteiten rondom de gitarenproductie. De naam Egmond gitaren uit Best heeft nog steeds veel faam in de muziekwereld.