NV Roomboterfabriek ‘De Beste Boter’ was de eerste echte fabriek in Best met een bestaansduur van meer dan 100 jaar. Maar hoe kwam de boter eigenlijk in Best? Wat ging vooraf aan de oprichting van deze fabriek en hoe verliep de verdere geschiedenis?
Door Lydia Notz
In de 19e eeuw leefden de inwoners van Best vooral van de opbrengsten uit de agrarische sector (seizoensarbeid in de zomer) en van handwerk voor het dagelijks leven. De omgeving van Oirschot stond in de Kempen bekend als de beste plek voor de zuivelindustrie. Vanaf 1866 verkochten de Bestse boeren hun boter niet meer ieder voor zich aan particulieren, maar vond hier de oprichting plaats van de eerste botermijn uit de streek van Eindhoven. Zelfgeproduceerde boter werd op de weekmarkt verkocht en opgekocht door handelaren. Op den duur bleek dit concept in Best echter niet succesvol waardoor de botermijn in onze gemeente in 1890 werd opgeheven, onder meer door de concurrentie van de komst van de eerste boterfabriek.
Eerste fabriek van Best
Arnoldus de Wert richtte in 1873 op de plek van de huidige Boterhoek de voorloper van de eerste boterfabriek op. Hij kocht de melk op bij de boeren, liet deze verwerken tot boter om vervolgens te verpakken en te exporteren. Tot 1896 gebeurde dit in handarbeid door vier mannen en twee vrouwen. In hetzelfde jaar had de Bestse boterfabriek de primeur bij de aanschaf van een stoommachine waarmee machines met stoomkracht werden aangedreven. De ‘geboorte’ van de eerste echte fabriek van Best was een feit.
De zoon van Arnoldus, Adrianus de Wert, nam in 1897 het stokje van zijn overleden vader over en kwam al snel voor nieuwe uitdagingen te staan. Een aantal boeren was het niet eens met de zelfstandige prijsbepaling van de boterfabriek en sloot zich aan bij een tweetal coöperatieve roomboterfabrieken in Naastenbest en Aarle die in 1898 opgingen in de ‘Coöperatieve Roomboterfabriek Amalia’. Er ontstond een boteroorlog tussen deze twee partijen die uiteindelijk door de grotere fabriek De Wert werd gewonnen.
In 1904 brak er brand uit in de boterfabriek De Wert waarbij een groot deel van de boter verloren ging. Na de wederopbouw en een hernieuwde aanschaf van een stoommachine ging men door met het produceren van nog meer boter.
De Beste Boter als moderne onderneming
In 1917 besloot het bedrijf om zelf elektriciteit op te wekken en De Wert voorzag zelfs het vlakbij gelegen gemeentehuis met een doorgetrokken kabel van licht. 1921 liet Adrianus de naamgeving van de fabriek wijzigen in ‘NV Roomboterfabriek De Beste Boter’, (in 1972 omgezet in een BV).
In 1925 bouwde men voor het eerst koelcellen, een enorme uitkomst voor die tijd waar onder andere ook de plaatselijke slagers voor de koeling van hun vlees van profiteerden. In 1965 ging een nieuwe generatie botermakers over tot de productie van boterolie om de houdbaarheid te verlengen met een wereldwijd succes, maar de vervaardiging hiervan vond in België plaats en niet meer in Best.
Met het 100-jarig bestaan van de fabriek in 1973 waren de activiteiten al gereduceerd tot slechts handel en export omdat de internationale boterproductie te weinig vruchten afwierp. De gebouwen van ‘De Beste Boter’ zijn in 1983 gesloopt en verkocht aan Amro-Projectontwikkeling B.V. in Amsterdam. Zij lieten op de plek van de toenmalige boterfabriek winkelcentrum ‘De Boterhoek’ bouwen dat samen met een beeldje van de botermaker op dezelfde plek en de ‘Koetshuistuin’ (Adrianus de Weert had hier een koetshuis) herinneren aan de oude botertijden.