Helaas zijn de meeste van de prachtige oude ambachten inmiddels verdwenen in onze moderne maatschappij, zo ook het vak van de klompenmaker (in elk geval in Best). Gelukkig wordt dit beroep in het Klompenmuseum in Best nog steeds uitgebreid uitgelegd. Maar hoe maakte de klompenmaker eigenlijk zijn klompen en wat is de geschiedenis van dit kleinschalige museum aan de St. Oedenrodeweg 23?
Door Lydia Notz
Het vak van de klompenmaker stamt uit de middeleeuwen. Er was nagenoeg geen dorp dat geen klompenmakers had en tot aan het einde van de 19e eeuw waren klompen een ‘booming business.’
De opkomst van de leren schoen bracht hier op slag verandering in. Schoenfabrieken waren in staat om massaproducties te maken, aanvankelijk weliswaar voor de rijkere mensen, want leer was toen duur. In de twee wereldoorlogen van de afgelopen eeuw, beleefde de klompenwereld weer een opleving door de schaarste aan grondstoffen. Met de komst van schoenfabrieken in deze regio en de toegankelijkheid van betaalbare leren schoenen voor het brede publiek, daalde de behoefte aan houten klompen. De moderne modeschoenen namen het definitief over van de praktische klomp, die sindsdien ‘van uitsterven is bedreigd,’ zo ook het vak van de klompenmaker.
Ruim 60 klompenmakers tijdens WO II in Best
Herma van der Vleuten, eigenaar van het Klompenmuseum Best, geeft een uitgebreide toelichting en rondleiding.
In Best waren in de tweede wereldoorlog ruim 60 klompenmakers gevestigd, waaronder ook boeren die in de zomer in de land- of tuinbouw werkten en in de winter klompen produceerden om een extra zakcentje te verdienen.
De omgeving van Best kent vooral veel populieren die het hout leverden voor een klomp, maar ook wilgen- en iepenhout bleek hiervoor geschikt, gezien de hardheid van het hout.
Iepenhouten klompen werden in Nederland vooral aan de visafslag van de kustlijn geleverd vanwege hun waterdichtheid. Het bewerken van iepenhout kende echter ook zijn nadelen: het gereedschap en de machines sleten sneller.
Op het terrein van het huidige Klompenmuseum werd in 1943 een de toenmalige klompenfabriek gebouwd die tot 2010 dienst heeft gedaan.
Het proces van houten blok tot klomp
De klompenmaker begon met het snijden van de houten stam in zogenaamde bollen (schijven hout waarbij de gewenste maat de dikte bepaalde) en hakte deze vervolgens in ‘taartpunten.’ Elk taartpunt was een klomp. Voor het kappen van een boom werd steeds een nieuwe boom geplant. Bij grotere producties kocht de fabriekseigenaar vaak hele stukken bos die dan opnieuw beplant werden.
Bij de tweede stap werd de klomp met een lintzaag in de vorm gezaagd. De ruwe klomp werd vervolgens door een volgende machine aan de buitenkant bewerkt middels twee rechts en links ronddraaiende losse blokken.
Een andere machine boorde – ook weer middels twee rechts en links draaiende blokken – de binnenkant fijn (het voorboren en uithollen middels ‘lepels’).
Hierna werd de klomp aan de binnenkant verder verfijnd en schuurde men de hak en het stompje bij de teen eraf. De klomp kon nu gedurende zo’n 6 weken drogen zodat hij later fijn geschuurd en gelakt kon worden; uiteraard met – per klompenmaker – een eigen uniek motief.
Het proces van het vervaardigen van de klomp – handmatig en machinaal - is tot op heden onveranderd.
Het museum
In 2010 is de fabriek gesloopt en toverde Herma, samen met haar man, de garage om in het huidige museum waarin de originele machines, gereedschappen, veel foto’s en een filmvoorstelling te zien zijn. Voor meer informatie kijk op de website: www.klompenmuseumbest.nl.