Bij ons thuis begonnen ze eind februari al na te denken over het behang. Dat hoorde bij de naderende voorjaarsschoonmaak. Wachten we nog een jaartje of gaan we voor een nieuw patroontje? Ma kon heel goed behangen. “Een kwestie van pappen en nathouden”, was haar geheim. “Kekt mar goed, dan kunde ’t laoter zelf ok”, zei ma.

Door Berry van Oers

Bloemetjesbehang

Pa maakte zijn eigen behangtafel van schragen en de oude slaapkamerdeur. Ook hij kon goed behangen. Behangen zat eigenlijk in de familie. Vooral schilder ome Jos uit ‘Baol’ was bedreven in het behangen. Ma vond bloemetjesbehang het allermooist. ‘Det past ommes goed bij de blommekesguddijnen”, legde ze uit. Maar op de slaapkamers plakte ma behang in pastelkleurtjes met een rustig motiefje. “Aas kunde ommes niet slaopen”, zei ze.

Plaksel

Behangplaksel maken was spannend. Je moest er niet te veel of te weinig water bij doen. Ma deed dat altijd op gevoel. Het behangplaksel van ma was precies zoals behangplaksel moet zijn. Niet te dik en niet de dun, maar er net tussenin. Het had een lekker smaakje. Ze papte de rollen met behang eerst met een grote kwast in. Na het inpappen vouwde ze de baan dubbel zodat ze die makkelijk de trap mee kon opnemen.

Handveger

“Nao ‘t pappen nog efkes nathouden”, was het advies van ma. Dan kon je het behang minutenlang plakklaar houden. Met de handveger streek ze de banen behang van boven naar beneden vast tegen de wand zodat er geen luchtbelletjes achterbleven. Vanuit het midden werkte ma naar de zijkanten toe, tot op de millimeter passend. “Dan ziede ommes de naoikes nie”, zei ma.

Toog

Fòòske en Koske deden ook aan pappen en nathouden wanneer ze aan de toog hingen. Soms gingen ze door het behang. “Ik zo ze wel aachter ’t behang wullen plakken”, zei de kastelein dan. Hij zou ze beter onder de mat vegen, want op de muren van zijn café zat geen behang.

Dierentuin

Soms bleef er een rol behang over. “Brengt dieien rol mar mee naor schòòl”, zei de meester. Hij rolde de rol uit in de gang en wij mochten er dieren op tekenen en schilderen. Naderhand hing de meester de beschilderde rol dan over de hele lengte achter in de klas. “Oòze eigen dierentuin”, zei hij. Elke dag mocht iemand anders uit de klas wat vertellen over het beest wat hij had geschilderd. “Ik heb ‘n koei bij òòs ut de waai getekend”, zei Kiske. “En ikke òòze zog”, zei Sjaokske. “En ikke kiepen mee pielekes”, zei Fraaske.

Verhuizen

Om het oude behang bij al te ruige motieven niet door het nieuwe behang te laten doorschijnen trokken we het van de muur. Wij mochten dan meehelpen. Stukken die te vast zaten smeerden we eerst in met een natte spons. Dan ging het behang los en kon je het gemakkelijk van de muur trekken. Kiske kwam altijd kijken als we het behang van de muur aan het trekken waren. “Gaode behangen”, vroeg hij. “Neie, verhuizen”, antwoordden we dan.

Verbeelding

Behangers kunnen in enkele uren tijd een hele kamer een totaal andere ‘look’ geven. Behangers spreken tot de verbeelding. Er zijn al heel wat liedjes over behangers geschreven, van ‘de rol van de behanger’ tot ‘de vrouw van de behanger is steeds zwanger’. Volgens tante Dien heeft een behanger ‘wat’. “Daor heddem wir aon mee zunne kwast”, waarschuwde ze altijd. “Pappen en nathouden Dientje!”, zei hij dan.